doelstellingen en patiënten: bepalen of de pulserende component van de Centraal en perifeer gemeten bloeddruk (BP) een scheiding mogelijk maakt tussen hypertensieve en normale patiënten, zowel bij hypertensieve en normale patiënten als bij hypertensieve patiënten., We testten de hypothese dat het verschil in centrale en perifere pulsdruk verhoogd is bij hypertensieve personen, in vergelijking met normotensieve personen, en dat deze component wordt beïnvloed door genetische variantie. We bestudeerden 46 hypertensieve patiënten en 56 van dezelfde leeftijd overeenkomende normale personen, evenals 10 hypertensieve families met 74 leden van dezelfde leeftijdscategorie.
ontwerp: de polsdruk werd gemeten aan de armslagader en de digitale slagader in de staande en liggende positie. Het verschil in pulsdruk tussen deze plaatsen werd berekend., Verder werden digitale volume-puls amplitude en slagvolume metingen bepaald met impedantie plethysmografie.
resultaten: de verschillen tussen centrale en perifere polsdruk waren bij hypertensieve patiënten vergelijkbaar in vergelijking met normale patiënten, ongeacht hun houding. In de staande positie was de frequentieverdeling van deze variabele bij hypertensieve patiënten echter bimodaal en opgesplitst in twee significant verschillende distributies (P < 0,05) met pieken bij -24 mm Hg en -1 mm Hg, vergeleken met een enkele piek bij -11 mm Hg bij normale proefpersonen., Bovendien verschilden deze twee subgroepen van hypertensieve patiënten in hun systolische BP brachiale (127 +/- 10 vs 134 +/- 12 mm Hg; P < 0,05), hun brachiale pulsdruk (32 +/- 8 vs 42 +/- 8 mm Hg; P < 0,05), en in hun perifere conformiteit (1.59 +/- 0.92 vs 2.21 +/- 1.00 microliter / mm Hg per 100 ml Weefsel; P < 0,05). De frequentieverdeling van pulsdrukverschillen was ook bimodaal bij leden van hypertensieve families, hoewel de meeste (46 van de 74) normotensief waren.,
conclusie: het verschil tussen de digitale en brachiale pulsatiele component kan een nuttig intermediair fenotype zijn bij essentiële hypertensie. Bovendien kunnen de nonuniforme dalingen in arteriële compliance die door onze patiënten worden tentoongesteld van pathogene betekenis zijn.
Geef een reactie